Certer van een Advijs-jagt, lang 115 voet oversteven, wijt 27 voet 5½ duim, hol 11 voet 5½ duim.

De Kiel diep 14 duim, breet 16½ duim. De Sponning dik, wijt en diep 3 duim, en 5½ duim gestapelt. De Voorsteven is hoog 20 vf., valt 20 voet, boven breet 2 voet 5 duim, onder breet 3 voet 3 duim, binnen dick 1 voet ½ duim, voor dick 8 duim. 't Kinback langh 7 duim, 't las lang 5 voet, de enden dick 3 duim: en 't lasch met 8 bouts gekloncken. De lip op de kiel is lang 5 voet, 't ent dick 4 duim. De Achtersteve hoog 19 voet 6 duim, valt 3 voet 3 duim, binnen dick, 11½ duim, achter dick 8 duim, boven breet 17 duim, onder breet 5 voet 4 duim. De Sponning komt van de kant 3 duim, wijt 3 duim, diep 3 duim. De Streeck lang 5 voet. 't Heck lang 18 voet, dick breet en heeft bocht 17 duim. De Rantzoen-houten staen uit de kiel 10 voet, en zijn breet 18 duim, rondachtigh. De onder-enden verkeert gebogen: de worpen dick 1 voet, breet 10 duim, de bovenste 2 voet van 't heck, 't Broek-stuk dick 6½ duim. De Heck-stutten 18 voet boven 't Hek, boven wijt 10 voet 5½ duim, dik 8 duim, De onder-enden moeten met de bogt van de Rantsoen-houten accordeeren. 't Vlack wijt 17 voet 7 duim, 't rijst 8 duim, hol geboeit 3 voet 2 duim, en daer wijt 25 voet 2 duim: de Oplangen hangen uyt 1 voet 1¼ duim, achetr en voor onder water schootig heboeit. De planken zijn dik 3 duim: de Tingel aen de kiel dick 2 duim, en van de Kiel 4 duim. De houten op de kiel dick 9 dium, op 't boeisel 7½ duim, op de Scheer gang 6 d., op de zent 5 duim, achter en voor onder vry zwaer, maer bove[n] ligter.

De Kimwager dick 3½ duim; de anandere [sic] wagers dick 3 duim. De Balken dick breet en hebben bogt 11½ duim: de Backwager dick 5½ duim. De stutten komen in op de hals 2 voet: 't Lijfhout dik 4 duim, breet 20 duim; de wager op 't Lijfhout dick 3 duim. De verdex balk-waeger dick 2½ duim: de Verdexbalken 8 duim, hebbende bogt 9½ duim, de Schaer-stocken dick 3 duim, 't onderste Barck-hout dick 6 duim, breet 11 duim. Doch de hoogere Bark-houten zijn kleinder. De knies in 't ruim dick 7½ duim; de nebben aen de balck lang 4½ voet of 5 voet. De knies op het verdeck dick 5½ duim, onder lang 6 voet, de nebben lang 4 voet; het Lijfhout in de kajuit dick 3 duim, de Balck-waeger dick 2¼ duim, de balcken dick 5½ duim, hebben bogt 7 duim, de knies dick 5 duim, onder langh 4½ voet, de nebben lang 3 voet: de andere Wagers dick 1½ duim, de hut-balckjes dick 4 duim, breet 4½ duim, hebben bogt 10. duim. De Balckwager is dik 1¾ duim, 'T Water-bortje dick 2 duim, de Wagers dik 1½ duim. De Spenen zijn dick 14 duim, breet 15 duim, de hoofden lang 14 duim, en ½ duim hol; de onder-enden 10 duim dick en breet: de Speenen staen 4 voet boven den overloop. De hoofden van de kruis-beeting zijn lang 14 duim, de Beting-knies dik 9 duim, aen de Speenen breet 2 voet 6 duim, voor breet 1 voet. De Kluize wijt 10½ en 9 duim, uit den Overloop 3 voet. De groote Rust is lang 15 voet, dik 4 duim, breet 11½ duim: de Focke-rust lang 14 voet 5½ duim, dick 4 duim, breet 11 duim. De Bezaens-rust langh 5½ voet, dick 3½ duim, breet 7 duim. De hoofden van 't groote luik dik 7 duim, breet 8 duim, 't binne-lijsje dik 2½ duim, breet 3 duim, de sponning wijt 1½ duim, de Ribben dik 3 duim, de Marcker dik 6 duim breet 7 duim. De Uitlegger is lang 22 voet, aen steeven breet 11½ duim, voor breet 9 duim: de Kam agter breet 20 duim, voor 6 duim: de reegeling aghter breet 6 duim, dik 3 duim, voor breet 2 2/2 [sic] duim, dik 2 duim. 't Onderste Hacke-bort van de Galdery, is breet 12 duim, dik 1½ duim; 't dek dik 1½ duim, breet 12 duim; de Wulft-stutten dik 6 duim, breet 6½ duim. Het hooger Hacke-bort en Dek wat minder. De Spil boven lang 5 voet 8 duim, dik 18 duim: de gaten wijt 3½ duim, hoog 3½ duim. De Poorten staen 2 voet uit den overloop, wijt 2 voet 8 duim. Het groote Spoor komt 60 voet van achteren, het Focke-spoor 15 voet van vooren, 't Bezaans-spoor 20 voet van achteren. De groote Visser valt in 't ruim 2 voet 1 duim. De Focke Visser valt 1½ duim. De Bezaens-visser valt 8 duim, tusschen 't Verdeck en overloop. 't Roer onder breet 3 voet 7 duim, voor dik 8 duim, achter dik 6 duim. De Bouts dik 1 duim, de Nagelsdik 1¼ duim. De groote Knecht breet 16 duim, dik 15 duim, de schijven breet 16 duim, dik 1¼ duims de buitenste dick 1¼ duim. De Bossen dick 4 duim de gaten wijt 2 duim.

Schepen van de nieuste fabrijck: zijn onder, voor en agter scherp, dog boven breet, en springende, met vlacken die weinig rijzen, schier plat in den buik, en zulkx om niet te diep te gaen op onze droogten. Men maeckt nu oock Pynas Schepen van een verdek: waer agter op is een Konstapels Kamer, en daer boven, met een trap of twee op te gaen een Kajuit zonder hut. De Combuis staet in de Bak en het scherp legt voor en agter, of wel zonder bak met een digte stuer-plegt, daer een deur in de midden staet. Op den overloop van Fluiten vintmen dog zelden voor en agter de groote mast, vaste koien en Combuizen. Boten zijn kleine Fluit-scheepjens, die boven plat, en in ste van een verheven hut of Kajuit, een vooronder hebben, het stuer over of aen boort draiende. Zy hebben een verdeck.


Nicolaes Witsen: Aeloude en hedendaegsche scheeps-bouw en bestier: Waer in wijtloopigh wert verhandelt, de wijze van Scheeps-timmeren, by Grieken en Romeynen: Scheeps-oeffeningen, Strijden, Tucht, Straffe, Wetten en gewoonten. Beneffens evenmatige grootheden van Schepen onses tijts, ontleet in alle hare deelen: Verschil van bouwen tusschen uitheemschen en onzen landaert: Indisch Vaertuygh: Galey-bouw: hedendaegsche Scheeps-plichten: Verrijckt met een reex verklaerde Zee-mans spreeck-woorden en benamingen. Doorgaens verciert met vele Kopere platen.
Casparus Commelijn; Broer en Jan Appelaer, Amsterdam, 1671. pp 161-162.

Transcribed by Lars Bruzelius


Sjöhistoriska Samfundet | The Maritime History Virtual Archives | Shipbuilding | Search.

Copyright © 2001 Lars Bruzelius.