Certer van een Kat, lang 116, wÿt 23, hol 12 voet, gelÿck men die aen
besteet.
De kiel is diep 14 duim, breet 15 of 16 duim, de Steven zwaer een voet, dikte
boeien, met drie losse plancken tot aen 't Barghout toe. De Buik-stucken dik 8
duim, en om het andere een grene en een eeken: onder de mast 3 of 4 eek en
grene zitters met grene Oplangen; uitgezeit de Boeg van eecken, tot aen de
Spanthouten toe. De Oplang dik tot de Boei-gangh 6 duim, boven 5. Het
Zaet-hout breet 2½ voet, dick 8 of 9 duim. De vlack-wegers eken-hout,
dik 2½ duim. Inde boegen na behooren met eeken-hout voorzien. De
Kimwegers dick 3½ duim eeken-hout. De Zywegers tusschen de Balck-wegers
en Kimwegers tweeduims grene deelen. De balck-weger dick 4 duim, breet
2½ voet eeken hout. De balcken een voet vierkant, de zijlbalcken en aen
de kant van 't groote luick eeken-hout; anders om de andere een grene balck,
grene of viere knies, 3 balken met dubbelde knies: 3 banden in 't Zog: 2 met
Zitters voor onder den overloop, 8 banden met het Focke-spoor, 2 zitters met 2
standers beide boeg op het Water-bort, dick 4 duim, eekenhout, ieder balck 2
bouts. De nebben van de knies geslooten met 4 bouts, buiten in 't water-bort 2
bouts tusschen elcke balk; de Barghouten dick 4½ duim, breet 1 voet
eeken-hout, grene vollingen, de overloop van 2 duims greene deelen, 't spint
wel afgehouden. De kajuits vloer twee of drie parcken onder den overloop. De
balcken wijt van malkander 3 voet: de bouts dik 3 quartier, zo wel in de
nebben als anderzins, aen de onderste balcken oock 2 knies als boven, voor een
kabel-ruim, 't geen zakt na behooren en als een hangkamer komt. Voorts koien,
Kombuis, Masten, Spooren, enz. De bouts moeten alle gekloncken zijn. Dubbelde
puttinghs met schalmen; en schoot-ringen. Aen het Zaet-hout in elck hout een
bout: en vorders alles wel heslooten. Daer het hout in de Katten, zeer geboge
moet zijn, neemtmen eiken hout toe, alzo het vieren qualijk buigt. Aen te
mercken is in deze Katten, die men beter Ezels mogte noemen, om haer
traefheit, datze meest rechthoukig gemaekt werden, om dat het grenenhout niet
zeer buigzaem en is. Zy zijn onder meest plat, en worden op drooge gronden
meest gebruikt. Van het vlak komt maer een rechte plank schuins opstaen voor
de Kimgang, en voorts rijst hy plat, al wijderende na boven toe, tot aen de
uitwaeteringh, daer hy weder krimpt.
Deze Kat-schepen kan men onder het geslacht van Pynassen nochte Fluiten
stellen; want zy van een vermengde gestalte uit Boeiers en Fluiten zijn
gemaeckt. De steevens vallen weinig, en zulks om de ruimen des te grooter te
doen zijn: de masten zijn klein en licht, strijcken het zeil om laeg, voeren
geen marszen, en weinig volck: zijn achter laeg: de kajuit zakt onder den
overloop, als in de Galjoots; heeft geen hut, maer een voor-onder. De kiel,
die wel veeltijts van eiken is, maeckt men oock wel van green of vieren-hout,
gaen boven vier of vijf voet niet diep. Haer bezaen is van maekzel als op de
Binnelants-vaerders, met een roede onder, en de zeilen meest vierkant.
Met graen ofte zout kan menze niet vol laden, zwaertens halve: en dus komt
die stoffe licht te verschocken, 't geen gevaerlijck by hart weder is. Het
verdeck werdt stevigheits halve dikmael gestut, de roer-pen gaet onder de hut
door, en wort zonder kolder-stock betuert. Voor de kajuit worden zomtijts
afdakjens gemaeckt, tot verblijf voor het volck, en men steeckt veeltijds een
touw door de helm-stock, waer mede men het roer bestiert. Zijn steckte
Zeewouwers, maer laden veel.
Nicolaes Witsen: Aeloude en hedendaegsche scheeps-bouw en
bestier: Waer in wijtloopigh wert verhandelt, de wijze van
Scheeps-timmeren, by Grieken en Romeynen: Scheeps-oeffeningen,
Strijden, Tucht, Straffe, Wetten en gewoonten. Beneffens
evenmatige grootheden van Schepen onses tijts, ontleet in
alle hare deelen: Verschil van bouwen tusschen uitheemschen
en onzen landaert: Indisch Vaertuygh: Galey-bouw:
hedendaegsche Scheeps-plichten: Verrijckt met een reex
verklaerde Zee-mans spreeck-woorden en benamingen.
Doorgaens verciert met vele Kopere platen.
Casparus Commelijn; Broer en Jan Appelaer, Amsterdam, 1671.
4to, (16), 516, 40, (4) pp, 116 plates.
pp 167-168.
Transcribed by
Lars Bruzelius
Sjöhistoriska Samfundet | The Maritime History Virtual Archives |
Shipbuilding.
Copyright © 1997 Lars Bruzelius.